De Workplace Shell gebruikt de bestandsingangen om het spoor te volgen van de bestanden die benodigd zijn voor de programma objecten en reflecties onafhankelijk van waar zij zich bevinden. Deze objecten blijven bruikbaar zelfs als de bestanden die zij nodig hebben zijn verplaatst.

Dit werkt omdat programma objecten en reflecties nooit het fysieke pad opslaan van een bestand of map, maar alleen zijn ingang. Wanneer de WPS het volledige pad nodig heeft, wordt het stukje bij beetje opgebouwd uit de ingangen van ieder deel van het pad.

De WPS start door te kijken in de tabel naar de bestandsingang dat het van het programma object of reflectie krijgt. De toegang tot die ingang levert de bestandsnaam (zoals weergegeven in de "Korte naam" kolom van xfix), tezamen met de ingang van de ouder map die dat bestand bevat. De WPS kijkt dan naar de naam van de ingang van de ouder-map, haalt zijn naam op, en voegt die (tezamen met een backslash) toe aan het begin van het pad. Dan gaat hij naar de ouder van de ouder... enz., totdat de root-map van het station is bereik.

Dit heeft verschillende voordelen:

Voor meer details over object ingangen, zie: Object ingangen.

Helaas, heeft dit ook enige nadelen:

xfix kan uiteindelijk helpen met de eerste twee problemen en kan nuttig zijn voor het werken met bepaalde type beschadigingen. Opm.: xfix werkt meestal met bestandssysteem ingangen. Om abstract objecten te herstellen, moet u het CHECKINI* programma van Henk Kelder gebruiken.